DE VERBONDENHEID TUSSEN HET OUDE KLOOSTER TE GLANE EN DE MARKE LONNEKER.
Om over deze relatie meer te weten te komen, moeten we enkele eeuwen teruggaan in de geschiedenis. Het is bekend dat er in Twente in de 15e en 16e eeuw veel geld en goederen werden geschonken aan de kloosters in dit gewest. Hierdoor werden zij zeer rijk en voor de toenmalige maatschappij van groot belang en nut, vooral op het gebied van het onderwijs en de ziekenzorg. Nu dacht iedereen in die tijd er niet zo over. Melchior Winhof (rond 1550 jurist te Oldenzaal) schreef: 'Die kloosters hebben gewin in allen dingen, hebben geen unkost en nemen genen afganck van horen guderen. Daerumme werden sie rike ende bliven rike meer dan en kan sunde schade der gemeynte nich en togaen'. Het wordt te gek vindt Winhof; de kloosters worden steeds maar rijker ten koste van de gemeenschap.
Nu was een van die kloosters dat van Sinte Cathrijnen te Almelo, dat ong. drie eeuwen voor de Hervorming stond op een plek even buiten de Hagen, waar zich nu de markt bevindt. Johan van Rechteren (161801641) was de eerste Heer van het Huis Almelo, die overging naar het protestantisme maar in zijn tijd zijn er geen moeilijkheden met bovengenoemd klooster. Die beginnen pas onder Hendrik van Rechteren, die leefde van 1657 tot 1731.
Het is bekend dat na het innemen van de steden Enschede, Oldenzaal en Ootmarsum door Prins Maurits in 1597 het de katholieken verboden werd hun godsdienst in het openbaar uit te oefenen en dat de priesters bij de stichting van kapellen vlak over de grens op Duits gebied krachtig ondersteund door Christoph Bernard von Galen, bisschop van Münster. Zo ontstonden er bedehuizen, waar de katholieken uit deze streek ter kerke konden gaan. 't Oorthuus bij de Knalhutte, 't Zwilbroek bij Eibergen, 't Brandlicht bij Nordhorn, 't Oldenkotte bij Haaksbergen zijn daar de voorbeelden van. Maar ook de kapelloods bij Glane, waar het katholiek gelbeven Lonneker ter kerke ging. Het was van het dorp uit ongeveer een uur gaans. Dit kerke heeft gestaan halfweg Glanerbrug - Glane, ongeveer 300 meter over de grens.
De (katholieke) bewoners uit de marke Lonneker gingen over de grens naar het kapelletje bij Glane gingen kerken. Ook zullen ze het op Hof Espelo in de huiskapel wel eens een H.Mis hebben bijgewoond. In ieder geval waren ze van 1598 tot 1665 zonder eigen kerkgebouw. Ze hadden nl. in 1598 de Grote Kerk op de markt in Enschede (de parochiekerk voor de vijf marken om de stad) verlaten, toen de pastoor te kennen had gegeven naar het protestantisme te willen overgaan.
Ook later in 1665 toen de katholieken vergunning kregen een kerkschuur te bouwen (op het bouwhuis) gingen ze nog wel dikwijls naar ‘de Glane’ voor buitengewone diensten als; huwelijkssluiting, vormsel enz. Zo lees ik dat in 1686 in het klooster te Glane het vormsel aan de mensen uit deze marke is toegediend door de Apostolische Vicaris van het Bisdom Utrecht. Nu heeft het kerkje te Glane in de jaren 1664-1665 een grote verbouwing ondergaan en er werd een klosster bij gebouwd. Wat was hieraan voorafgegaan?
In 1664 moest bij besluit van de Staten van Overijssel en op aandrang van de al eerder genoemde Adolf Hendrik van Rechteren, Heer van Huis Almelo het Catharijnenklooster te Almelo, dat door de zusters Fransiscanessen werd bewoond, worden gesloten. De kloosteroverste kreeg het toch voor elkaar deze sluiting een jaar uit te stellen om intussen uit te zien naar een andere plaats van vestiging. Ook kregen ze voor de gebouwen en andere onroerende goederen een vergoeding, groot Æ’ 12.000.00.
De toenmalige pastoor van Oldenzaal, Hendrik Hamsink heeft ervoor gezorgd (financieel gesteund door de fam. Meijer van Hof Espelo en met goedvinding van het Bisschop van Münster) dat het nieuwe klooster bij het kerkje in Glane werd gebouwd. In 1665 draagt de Abdis Paula Knoops het oude klooster over aan de Heer van Almelo, die het tot een groot herenhuis liet verbouwen. En zo trokken in dat jaar 28 zusters, onder wie twee dochters van de reeds genoemde familie Meijer, van Almelo naar hun nieuwe verblijfplaats Glane.
Mede door het gedwongen vertrek kreeg het nieuwe klooster de naam: ‘Maria Vlucht’
De bewoonsters van het klooster beleefden weer rustige tijden totdat het leger van Napoleon in 1795 onder bevel van generaal van Damme vanuit Enschede in de richting Glanerbrug-Gronau-Bentheim trekt en het klooster te Glane Franse inkwartiering krijgt. Het is bekend dat de Franse soldaten daar behoorlijk hebben huisgehouden. In 1811 werd het klooster op bevel van Napoleon opgeheven. Toen woonden er nog 23 zusters; onder hen waren er nog zeven afkomstig uit Twente: Agnes Brinkhorst (Rossum), Benedicta Meijer (Mander), Scholastica Meijer (Ootmarsum), Marie Egberink (Deurningen), Franscisa Nijland (Losser) en Anna en Hendrika Wijfker uit Lonneker. Deze laatsten waren beiden dochter van Jan Wijfker en Geertruida Welman. Zij woonden na hun vertrek uit Glane later in Losser als klöpkes in het huis dorp nr. 35. Anna overleed al in 1813 en haar zuster in 1823. Van een van de zusters van het klooster Glane en wel Maria Clementina Martin uit Geven (Duitsland) is bekend, dat ze een geneesmiddel samenstelde, dat heden ten dagen nog in handel verkrijgbaar is en wel onder naam Klosterfrau Melissengeist. Na de opheffing van het klooster bleken vele kunstvoorwerpen van daar terechtgekomen te zijn bij diverse kerken inde omgeving en ook wel bij particulieren, doordat de vertrekkende zusters iets van het kloosterbezit aan kunstvoorwerpen meekregen. Zo vindt men nog in de Maria-geboorte-kerk van Losser een koorbank met de twaalf apostelen; in de kerk van Vreden hangt een groot kruis, uit dit klooster afkomstig. Naar het kerkje op het Bouwhuis in Lonneker ging een pièta en een klok uit 1452. De klok is later in de het Rijksmuseum Twente terechtgekomen en hangt daar nu nog op de binnenplaats. De pièta (een beeld voorstellende de Moeder van Smarten) staat nu nog in de parochiekerk van Lonneker. Het beeld is uit de 15e eeuw en het is zeer waarschijnlijk uit het klooster te Almelo meeverhuisd naar Glane. Ook zeer veel legenden zijn bekend over een beeld, dat vroeger heeft gestaan op de binnenplaats van het klooster en dat er maar niet weg te krijgen was. Dergelijke verhalen deden vroeger ook de ronde over een kruisbeeld, dat in de hofkapel op het Hof Espelo zou hebben gehangen.
Herman Engbers
Uit Op en um’n Bölt nr. 28, 26 juli 1974
|