Wat er zoal te kosteren viel

Wat er zoal te kosteren viel
     

Toen hier in 1820 het eerste (waterstaat)kerkje gereed was gekomen kwam van het Bouwhuis ook de eerste kosteres mee. Het was een 'klopje' en hoewel haar naam niet bekend is, heette ze in de volksmond toch 'Klop-Hanna'. In de tijd dat in Twente de katholieke priesters in het openbaar nergens geen toegang meer hadden, werd door de toenmalige Deken Rovenius van Oldenzaal een orde gesticht, 'de Geestelijke Dochters van de H. Franciscus'. (1614). De leden hadden tot taak het verplegen van de zieken, het geven van geloofsonderricht en als nevenfunktie het zg. 'kloppen' d.w.z. het waarschuwen van de katholieke geloofsgenoten om in de buurt op een van de boerderijen een (verboden) dienst bij te wonen.

Aan deze laatste bezigheid ontlenen de klopjes hun naam, hoewel het echt niet hun voornaamste taak was. Ze kwamen door hun bijbaantje eigenlijk in de publiciteit. Temeer daar veel van onze dorpsgenoten door hun activiteiten beboet werden, want deelnemen aan diensten in deze 'schuilkerkperiode' werden vaak zwaar gestraft. Aanvankelijk hadden de klopjes een kenmerkende dracht, maar die verdween op hun rouwmutsen na.

 

Rond het dorp waren verschillende klopje gehuisvest. Van enkele zijn me de namen bekend geworden.

Zo kan ik hier noemen: de reeds bekende 'Klop-Hanna' en verder kom ik als tweede kosteres tegen 'Klop-Trui' (Oude Egberink) en haar opvolgster 'Meibets-klop' (te Wierik); er is mij een 'Bekkinghofs-klop' 'Gerberts-klop', Janbeernts-klop', 'n Hofmans-, 'n Siemerinks-klop' en de klop 'Luy-Jannao', die zorgde voor het luiden van het klokketouw, bekend.

Het is bekend dat deze klopjes na hun dood werden opgebaard in officiële zusterkleren. 'Luy-Jannao', 'Meibets' en Kloptrui' woonden hier vroeger in de oude kloppenhuisjes, die gestaan hebben op de hoek bij de kerk (Dorpsstr-Sch.Reimerstraat), waar in later tijd een H.Hartbeeld verrees. Na deze kosteressen komt hier in 1862 de eerste koster van de parochie Lonneker, een zekere Haarhuis. Hij heeft z'n ambt maar een half jaar uitgeoefend, want na het overlijden van Pastoor Scholten op Reimer (1863) komt hier Pastoor Meijer uit Frederiksoord.

Deze pastoor bracht een koster en een huishoudster mee uit zijn vorige standplaats, die hier zo bekend geworden koster Schoppink en Catharina Bisschop. De annalen vermelden ze reeds op 4 december 1863, toen ze als getuigen optraden bij een huwelijk in de Lonneker parochiekerk.

 

In 1864 veranderde pastoor Meijer de naam van zijn koster Hendrik Schoppink in Hendrik Schopman, in die tijd een modeverschijnsel. De huishoudster en de koster werden door de Lonnekernaren heel goed geaccepteerd, wat vroeger voor vreemden erg moeilijk was.

In ons vorig artikel over Karvink vertelde ik u dat Karvink in 1877 een huis voor hen bouwde op de hoek Bergweg-Spölminksweg, waarzij een kruideniersbedrijf beginnen, dat in de volksmond 'Kösters-Ka' werd genoemd, afgeleid van Koster en Catharina. Alleen van kosteren konden ze echter niet bestaan.

 

In 1899 komt hier met pastoor Isfordink een nieuwe koster mee. Hij heette Geesink en droeg als bijnaam 'Melbets'. Pastoor Isfordink stierf na een half jaar in Lonneker geweest te zijn en koster Geesink zoekt en vindt werk in Enschede.

 

In 1900 komt pastoor Groothuis en deze weet de heer Hein Vos, wonende in de 'Haarhuiswoningen' tegenover de klopjeshuizen' en werkende op 't Steumke van Bleijdenstein over te halen als koster te gaan beginnen in Lonneker.

Toen dat lukte moest en nog gezorgd worden voor een hondenkar met hond, want hij begon als nevenverdienste kruideniers-en bakkerswaren uit te vensten, omdat zijn kostersloon verre van toereikend was. Later werd de hond vervangen door een pony en de kar door een tweewielig venterskarretje ('n Stoet'nkoar).

Vroeger noemden we Heins stoet'nkoar 'n preakstool, want hij was, op zijn kar met kapje tegen de regen gezeten, het rijdend dorp-en parochieblad van Lonneker. Wie kon het laatste nieuws uit dorp en pastorie nog beter weten dan hij (Hee zat ja 't dichts bie 'n pot).

Deze Hein Vos is de eerste van een generatie Vossen-kosters. De oude koster Hein heeft zijn taak 50 jaar met bijzonder veel ijver verricht.

Hij was altijd goed geluimd, behalve op Oude jaarsavond, als we de melkbus goed gevuld met carbitgas voor zijn deur ontstaken. Als dan 'de roet'n begonn'n te fladdern deur nen pleer' dan was de boot aan en kwam Hein uit bed, gekleed in lang nachthemd en de puntige slaapmuts op. Hij ging ons in die dracht achterna de straat op en daar was het ons juist om begonnen. In 1950 komt Heins zoon Hendrik in dienst. Van zijn vak was hij horlogemaker, maar hij was zijn vader nogal eens behulpzaam in de kerk.

Hij was tevens organist, waarvoor hij een opleiding had genoten van kapelaan Groenen. In 1962 neemt de zoon van Hendrik Vos, weer een Hein het werk van zijn vader over. Onze huidige koster was ook organist. Als kind kreeg hij reeds orgellessen van juffrouw Hendriks ui Enschede. Voordien was koster Vos werkzaam in de textielindustrie, zoals zijn grootvader. De kostersalarissen zijn in de loop van de tijd veranderd en een koster geniet in onze dagen de waardering waar hij recht op heeft. Met de volle inzet van hun persoon is door drie opeenvolgende generaties Vos het kosterambt in Lonneker uitgeoefend. 75 jaar lang hebben ze voor de parochie en het hele dorp goede diensten bewezen. Hier pas een woord van dank, zoals we ook hun voorgangers en voorgangsters dank verschuldigd zijn, want er viel 'op en um 'n bölt' heel wat te kosteren.

 

Herman Engbers

Uit Op en um'n Bölt nr. 76, 29 augustus 1975

Share our website